0
                        
                        Trochę słówek
                        liggen, tussen, de kaas, de frisdrank, de winkelwagen, het gat, de worst, het brood, aan, de loodgieter, een belote, sinds, de chauffeur, de aardappelen, de monteur, de ober, de boter, de melk, de sap, een glas melk, de bloemkool, het werk, buiten, de (politicie) agent, de verkoper, de opticien, naast, het vlees, duur, de leraar, de augurk, de komkommer, de biet